Op de plaats van de huidige molen stond tot 1732 een ‘standerdmolen’, een rechthoekig, eikenhouten bovenhuis, dat in zijn geheel draait om een geschoorde spil of standerd, die tot beneden doorloopt. De gemetselde fundamenten van deze standerdmolen zijn nog terug te zien in de vloer op de begane grond. De bouwdatum van de standerdmolen is niet bekend. Wel staat de walkorenmolen op de huidige plek ingetekend op een plattegrond van IJsselstein van Jacob van Deventer uit circa 1550. Ook op diverse plattegronden in boeken en atlassen uit de zeventiende eeuw staat de molen afgebeeld.
Het is bekend dat de standerdmolen eigendom was van de Heer van IJsselstein die de molen verpachtte aan molenaars die volgens het aloude ‘scheprecht’ een deel van het gemalen graan als maalloon voor zichzelf mochten behouden. Al in 1437 waren de inwoners van de stad en de Heerlijkheid van IJsselstein verplicht hun graan in de windkorenmolen van IJsselstein te laten malen. In een nieuw pachtreglement van 1718 werd deze ‘molendwang’ nog eens
aangescherpt met hogere boetes. De Heren en Vrouwen van IJsselstein behoorden achtereenvolgens tot de geslachten Van Amstel , Van Egmond (Van Buren) en Oranje-Nassau.
De korte levensduur van een houten standerdmolen, de kleine maalcapaciteit en de slechte staat waarin de molen verkeerde leidden er in 1732 toe dat Maria Louise van Hessen-Kassel, weduwe van stadhouder Johan Willem Friso en barones van IJsselstein het stadsbestuur een lening verstrekte van 5.000 Caroli gulden voor de bouw van de huidige stenen stellingkorenmolen.
Lees verder: De Windotter van 1732 tot 1812